Secularisatie, het blijft een geliefd onderwerp van gesprek op het gebied van geloof en zingeving. Ook Taede Smedes waagt zich in zijn laatste boek aan deze kwestie. Willem Putman recenseerde voor Zinderend.nu het boek: God, iets of niets? De postseculiere maatschappij tussen ‘geloof’ en ‘ongeloof’.  

Het boek ‘God, iets of niets’ is niet de zoveelste beschrijving van de secularisatie of zo men wil post-secularisatie. Hoewel Smedes zich met dit boek wel in dit debat mengt. Wat mij echter aanspreekt in zijn boek is dat hij een eigen invalshoek kiest en dat het boek ook een ‘missie’ heeft, in die zin dat het bekende posities – die enkel tot polarisatie hebben geleid – wil openbreken.

Religie verdwijnt niet maar verandert

Het boek gaat van de vooronderstelling uit dat de verschillende visies die over religie passeren interpretaties zijn. Geen van alle kunnen zij de absolute waarheid claimen. Een visie die ik met hem deel. Wat overigens niet wil zeggen dat religies er daarom niet meer toe doen. Anders dan bij de klassieke secularisatiethese gaat Smedes er niet vanuit dat religie voorgoed uit onze samenleving verdwijnt. Religie verdwijnt niet, maar verandert, wordt vloeibaar en toont zich in andere gedaantes die wij wellicht niet meer onmiddellijk als zodanig herkennen. Of zoals hij het omschrijft met een citaat van Hans Boutillier: ‘Onze samenleving is door en door seculier maar geloven is alomtegenwoordig.’

Van transcendentie naar immanente transcendentie

Wat houdt die verandering dan in? Smedes beschrijft twee ingrijpende en met elkaar samenhangende ontwikkelingen. Wat voor velen zijn aantrekkingskracht definitief heeft verloren, is niet religie als zodanig, maar een specifieke invulling daarvan namelijk die van het theïstische godsbeeld. Dat is het beeld van een God die buiten deze werkelijkheid staat en die als zodanig garant staat voor de zinvolheid van een werkelijkheid die zonder deze God zinloos zou zijn. In samenhang daarmee zien wij dat het besef van een absolute transcendentie voor velen ter discussie staat. Die wordt niet langer gedacht als een bovennatuurlijke werkelijkheid die losstaat van onze dagelijkse werkelijkheid maar als immanente transcendentie of horizontale transcendentie.

Van monologen naar dialoog

Deze veranderingen bieden nieuwe mogelijkheden voor een dialoog tussen theologen en andere wetenschappers. Die dialoog werd in het verleden nog al eens gegijzeld door twee standpunten die elkaar uitsluiten: het theïsme en het atheïsme. Theïsten zien de waarheid van het geloof in God als superieur aan de waarheid van de exacte wetenschappen. Bovendien is het dit geloof in een theïstische God dat garant staat voor de zinvolheid van een werkelijkheid die in zichzelf zinloos is. Voor de atheïsten is het geloof slechts een illusie door de mensen in het leven geroepen om de zinloosheid van deze werkelijkheid niet onder ogen te hoeven zien. Niet ten onrechte merkt Smedes op dat deze beide ‘opposities’ van de vooronderstelling uitgaan dat onze werkelijkheid op zichzelf zinloos is.

Religieuze atheïsten en atheïstische naturalisten

De verandering die een dialoog opnieuw mogelijk lijkt te maken, komt van twee kanten. Allereerst zijn er allerlei wetenschappers zijn die zich met name in het nihilisme van het strikte atheïsme niet herkennen. Zij verzetten zich tegen de gedachte dat onze werkelijkheid zinloos is. Smedes onderscheidt daarbij twee (verwante) richtingen: de religieuze atheïsten en de religieuze naturalisten.

Religieuze atheïsten hebben kritiek op een louter materialistische interpretatie van de werkelijkheid. Zij zoeken een atheïstisch antwoord dat ook existentieel/spiritueel is. Soms maken zij gebruik van religieuze taal, vaak van een filosofisch discours. Wetenschap en natuurkunde spelen daarbij een belangrijke rol. Wat hen verbindt is de overtuiging dat het universum een intrinsieke waarde heeft die niet tot het natuurlijke te herleiden valt. Er is een besef van ‘immanente’ transcendentie, van een werkelijkheid die ons als individu overstijgt en waarin ons bestaan ligt ingebed.

Bij religieuze naturalisten overheerst de verwondering en het ontzag voor de natuur respectievelijk de kosmos en de plaats die de mens in het geheel inneemt. Verbondenheid is een belangrijk sleutelwoord. De mens maakt onderdeel uit van en is onlosmakelijk verbonden met deze ontzagwekkende en in zichzelf zinvolle werkelijkheid.

Verbondenheid is een belangrijk sleutelwoord. De mens maakt onderdeel uit van en is onlosmakelijk verbonden met deze ontzagwekkende en in zichzelf zinvolle werkelijkheid.

De diverse auteurs die Smedes bespreekt leggen daarbij steeds eigen accenten. Van een soort canon is geen sprake. Gemeenschappelijk is het afwijzen van het geloof in een persoonlijke God, het besef van een horizontale transcendentie, de overtuiging dat het universum een intrinsieke zin in zich bergt en de aandacht voor de daaraan gekoppelde existentiële, spirituele en morele dimensie.

Post-theïstische theologie

Deze veranderingen werken ook door binnen de theologie. Smedes signaleert de overgang van een theïstische naar een post-theïstische theologie waarin wij ook een verschuiving zien van transcendentie naar immanente transcendentie. De post-theïstische theologen spreken nog wel over God maar ook voor hen is de immanente/horizontale transcendentie belangrijk geworden. God verwijst bij hen niet zozeer naar een persoon of werkelijkheid die losstaat van de onze, maar naar de diepe dimensie van onze werkelijkheid of naar het mysterie van het zijn. Zij grijpen terug op de apofatische respectievelijk mystieke tradities binnen de theologie waarin over God als een wijkend mysterie wordt gesproken. Vaak zoekt men aansluiting bij de menswording van Christus om aan te geven dat God zich in en niet buiten onze werkelijkheid laat zien. Een spreken over God dat eerder zoekend dan stellend is en waarin het mysterie dat zich steeds weer aan onze greep onttrekt centraal staat, biedt meer mogelijkheden om met post-theïstische wetenschappers in gesprek te gaan omdat de verschillende interpretaties elkaar niet langer per definitie uitsluiten. Wat daarbij opvalt is dat Taede Smedes vooral verwijst naar auteurs uit een recent verleden zoals Tillich of Cornelis Verhoeven.

Zelf las ik, nadat ik het boek van Taede Smedes had gelezen, het boekje van Rick Benjamins waarin hij de ‘constructieve theologie’ van Catherine Keller introduceert. In haar theologie staat niet de scheiding (tussen God, wereld en mens) centraal maar draait alles juist om verbinding. Het bestaan is opgebouwd uit relaties. De mens en God zijn verweven met deze wereld. Zij ontwikkelt ook haar theologie consequent in verbinding en dialoog met anderen. Haar constructieve theologie is geen theologie die op zoek is naar definitieve antwoorden, maar is een theologie die steeds in ‘wording’ is. Ook Keller gaat het, en we herkennen daarin de verwondering waar bij de post-atheïstische auteurs sprake van was, om het mysterie en het wonder van het bestaan waarin wij ons bevinden. ‘Geloof en theologie gaan niet over eeuwige waarheden, maar hebben te maken met de ontwikkeling van het leven en de openheid voor de toekomst in een proces van wording met vertrouwen in de volgende stap.’ (Benjamins, p. 22)

Taede Smedes laat zo in zijn boek zien dat – door de verschuiving naar de horizontale transcendentie, de weerstand tegen het nihilisme en een louter materialistische interpretatie van de werkelijkheid, verwondering, verbinding en mysterie – er voor een dialoog tussen post-theïstische wetenschappers en theologen nieuwe condities ontstaan. Het gaat hem daarbij om een dialoog die de wederzijdse kritiek niet schuwt, die niet streeft naar eenwording of synthese en waarbij verschillen benoemd mogen worden en mogen blijven bestaan maar waarbij wij oog blijven houden voor wat ons verbindt en zoals hij het noemt, voor de ‘kruispunten’ waarop wij elkaar ontmoeten. Voor wie geïnteresseerd is in een dialoog tussen theologie en andere wetenschappen levert zijn boek belangrijke bouwstenen.

 

Door Willem Putman

Willem Putman is gepensioneerd ziekenhuispastor, supervisor en praktisch theoloog. 

 

Literatuur

Benjamins, Rick (2017) Catherine Keller’s constructieve theologie. Vught: Skandalon.

Smedes, Taede A. (2016) God, iets of niets? De postseculiere maatschappij tussen ‘geloof’ en ‘ongeloof’. Amsterdam: University Press.