David Brooks is een bekende columnist van de New York Times. In zijn boek ‘De tweede berg’ doet hij verslag van zijn persoonlijke zoektocht naar zin en betekenis. Tegelijkertijd ontwikkelt hij  een kritische visie op de maatschappelijke ontwikkelingen in de Amerikaanse en Westerse wereld. Hij blijft niet staan bij zijn bezwaren maar probeert ook aan te geven hoe wij als persoon en als samenleving een weg uit deze crisis kunnen vinden.  In zijn bijdrage geeft Gerard Groener de grote lijnen van het boek van Brooks weer. Hij besteedt met name aandacht aan zijn visie hoe als samenleving uit de huidige impasse te komen. Het boek is geen abstracte analyse maar is dicht op de huid geschreven. Hij spreekt vanuit zijn persoonlijke ervaringen en laat ook vele anderen aan het woord. Het boek gaat over de grenzen aan het streven naar persoonlijk succes. Over de doorgeschoten nadruk op en aandacht voor de eigen individualiteit. Over wat dat met je persoon doet en over welke gevolgen dat heeft voor een samenleving (het beklimmen van de eerste berg). De ontdekking, vaak door een crisis, dat die hang naar persoonlijk succes je geen gelukkiger of beter mens heeft gemaakt en vervolgens de zoektocht naar wat een leven zinvol maakt en betekenis geeft: je leven in dienst stellen van de ander, gehoor geven aan een roeping, een ideaal (het beklimmen van de tweede berg). Of kort geformuleerd: van solitair naar solidair.

Interessant is zijn visie op de maatschappelijke ontwikkelingen die mede het gevolg zijn van een maatschappelijk systeem dat door hyperindividualisme en hyperkapitalisme gedomineerd wordt. Dat systeem maakt slachtoffers. Wie zich langs de weg achtergelaten voelen, gaan op zoek naar een nieuwe ‘stam’ waarbij zij zich aan kunnen sluiten. Het grote gevaar, zichtbaar in de VS maar ook hier, is dat dit leidt tot een vorm van ‘tribalisme’. De stam is heilig en veilig. Al het andere en alle anderen worden niet alleen uitgesloten maar moeten ook bestreden worden. Dat leidt tot niet te overbruggen kloven en conflicten tussen mensen en is in staat hele samenlevingen te ontwrichten. Het relationisme waar Brooks voor pleit is een tegenhanger van dit tribalisme.

Het is niet zo dat Brooks het belang van de ontwikkeling van individualiteit wegwuift of onderschat. Die ruimte voor mensen om hun eigen individualiteit te ontwikkelen heeft veel goeds gebracht. Hij constateert dat waar die ontwikkeling doorschiet in hyperindividualisme een andere behoefte van mensen aan een zinvol leven in verbondenheid met anderen onder druk komt te staan. Ik moest daarbij denken aan de generativiteit als belangrijke levensfase bij Erik Ericsson. Of aan de twee grondmotieven Zelfverwerkelijking) en het verlangen naar de Ander waarover de Waarderingstheorie spreekt. Beide grondmotieven vragen erom in ons bestaan gerealiseerd te worden. Elke exclusieve nadruk op een van beide motieven leidt tot stagnatie en belemmert de menselijke ontwikkeling.

W. Putman

Wie de samenvatting van Gerard Groener wil lezen kan op deze link klikken.